steenbakkers- en tegelknecht te Sneek. Rooms. Kind van reizendekunstenaars die hem in 1811 in Rotterdam aan mensen in bewaring gegevenhebben. Ze hadden belooft deze mensen geld te doen toekomen en Alexanderlater terug te komen halen maar hebben zich aan geen van beide beloftesgehouden.
De pleegouders van Alexander waren (in 1816 en waarschijnlijk vanaf hetbegin) dhr. Frans de Leeuw en zijn echtgenote Johanna Philippina Mongarde(Nieuwsteeg, Rotterdam).
Frans de Leeuw geb. omstreeks 1769 te Mechelen, overleden 26 december1817 in het Rotterdamse Gasthuis. Johanna Philipina Mongarde overleed injanuari 1818.
5juni 1820 vertrok Alexander, toen 10 jaar oud, naar Frederiksoord, eenkolonie van de Maatschappij van Weldadigheid. Vervolgens werd hijdoorgestuurd naar de kolonie Willemsoord en kwam hij bij Anthony Zeeuwsen zijn vrouw Anna Cornelia Reese in huis nummer 4 te wonen samen met 5andere pleegkinderen.
Sins 1 mei 1829 is Alexander buiten de kolonie werkzaam.
Op 17 april vertrok Alexander Copini definitief uit Willemsoord. Waar hijde daaropvolgende 7 jaren gewoond heeft is onbekend. Hij heeft zich welin 1830 in Rotterdam aangemeld om zijn dienstplicht bij de NationaleMilitie te vervullen maar is nooit opgeroepen.
Tot en met 1844 komt Alexander Copini voor als steenbakkers- en tegelknecht. Daarna is hij enkele jaren werkzaam als sjouwer. Ook is hijeen tijd leerlooiersknecht geweest.
Alexander en zijn echtgenote hebben het financieel niet gemakkelijkgehad. Ook Teetskes ouders waren arm en hebben hun niets nagelaten.
Alexander en Teetske woonden met hun gezin en tot aan hun dood, in deKleine Kerkstraat 872 te Sneek (beneden).